Een academische, ontsmette inkijk op de notie avant-garde
Bozar Brussel tot 22.01.2017
vooraf
Na de fantastische en weliswaar niet altijd goed en té krap gepresenteerde expo “Facing the Future” (curator Peter Weibel) was het even uitkijken naar de andere expo’s rond avant-garde in de 20e eeuw in Bozar. Het is in Bozar een bijzonder jaar geworden waar ook de Japanse kunst van vooral de jaren vijftig en zestig aan bod kwam alsook het aspect beeldhouwkunst van Pablo Picasso, wellicht dé meest artistiek-krachtige kunstenaar van de vorige eeuw.
Het is alleszins een “tour de force” van het Bozar-team om zo een straf programma op poten te zetten in 2016.
Het is alsof met deze expo-bozar-drift een Brusselse annex van Centre Pompidou plots overbodig wordt…
Schools
De Duitse curator Ulrich Bischoff maakte met “The Power…” een wel bijzonder schoolse opsomming in mooi afgelijnde hoofdstukjes met én in keurige expo-compartimenten die werden bedacht door de Brusselse kunstenaar Richard Venlet. Wellicht zou het kunst-loze tonen van deze expo reveleren dat Venlet’s architecturale ingrepen er mogelijk kunnen op wijzen dat hij de énige (actuele) avant-gardist was in de gezapig samengestelde expo.
En ja Bozar is plots weer even “Beaux Arts” met een smetteloos , voorspelbaar en braaf expo-concept; zeker ook wat de zogenaamde tandems betreft waarbij Bischoff de zoete inval kreeg om levende kunstenaars in dialoog te confronteren met werk van de dode en bij gevolg weerloze… authentieke avant-garde kunstenaars.
vertrekpunt
De eerste zaal bestaat uit een dialoog tussen het beeld van de Oekraïense Alexander Archipenko’s ”Wandelende Vrouw” (1912) met een aan het plafond gemonteerde zwierende ventilator (1997) van de Deen Olafur Eliasson. In “Wandelende Vrouw” zit weinig beweging – het beeld is eerder intern-dynamisch en is gecomponeerd aan de hand van in elkaar gebrachte geo-vormen. In 1913 zou er met het futurisme pas écht beweging komen in de statische beeldhouwkunst die op alle vlak “voortgang“ en vooruitgang suggereerde. De combinatie hier met Eliasson’s ventilator en zijn commentaar in het publiek-boekje is zwak en bijna overbodig: “mijn werk maakt de ruimte tastbaar, het maakt van de negatieve ruimte een positieve ruimte”…
Helemaal bont aan het begin van deze expo is de aanwezigheid van een splinterbom waarvan de stukjes via het plafond aan vele touwtjes vasthangen in dialoog met de “48 portretten “ van de Duitse kunstenaar Gerhard Richter. Hier, niet eens het originele werk uit het Ludwig Museum in Köln, maar een opgediepte editie waarvan de presentatie niks van doen heeft met de originele kracht uit 1972, toen als één groots panorama in het Duits Paviljoen op de biënnale van Venetië.
Een versplinterde bom confronteren met een editie van een meesterwerk van Gerhard Richter is te beschouwen als uiterst illustratief, gratuit gebruikmaken van zijn werk en (zijn) status en … betreft een met weinig respect tonen van een kopie van een absoluut meesterwerk in een contextueel banaal-causale tentoonstellings-orde en dito symboliek. Gerhard Richter wist van deze frats zelf niks af en schoof een afbeelding van deze “dialoog” bij ons recent bezoek aan hem in Köln met een handveeg onverschillig opzij…
Kunstgeschiedenis-boekje
De expo duikt na de bizarre Gerhard Richter/(militaire) Avant-garde intro met … zwevende bom en andere militaire memorabilia – opnieuw terug in de tijd met werk van pré-modernen zoals Rodin, Munch en de “lokale” James Ensor. Ensor’s werk “Het burgerlijk Salon” (1881) legt niet meteen een link met zijn (aanwezige) satirische prenten die goed en wel de draak steken met de macht van kerk en staat. Werkjes van Marlene Dumas gaan in dialoog met werk van Munch op het ritme van mijmerende gedachtes. Munch’s werk associeert zij met “het afscheid van het naturalisme, de twijfel aan de macht en het feit dat iedere penseelstreek traceerbaar is”.
Daarna gaat het kunstgeschiedenis-boekje pas helemaal goed en wel open met opeenvolgend minder beduidende werkjes van Die Brücke en Der Blaue Reiter, het Futurisme en de Russische avant-garde, waarna … van alles en nog wat zoals een insert van de Belgische avant-garde, Marcel Duchamp en experimenten met cinema de revue passeren op de paden van een drukke visueel prikkelende wandeling in Bozar.
Het probleem in deze expo is en blijft de vaststelling dat er bitter weinig zeer goede kunstwerken te zien zijn en dat de poging om levende kunstenaars op een relevante manier te koppelen aan historische figuren bitter weinig oplevert op het vlak van inhoudelijk “doorstromend” ideeën-goed van toen naar nu en van daar naar hier.
Tandems
De Duitse curator Ulrich Bischoff had de verlichte inval om “via persoonlijke statements van hedendaagse kunstenaars een eigentijdse kijk” te droppen in de tentoonstelling op de actuele uitlopers en legaten van de historische avant-garde.
An sich is dit een edel idee, maar wat er in Bozar inhoudelijk uitstraalt van onze hedendaagse kunstenaars is meer dan een mager beestje en getuigt dat de kunst vandaag in geheel andere rivieren is terecht gekomen dan werkelijk op een intelligente en uitgesproken manier om te gaan met wat er anno 2016 beweegt in de wereld. Uiteraard doel ik niet op journalistieke kunst maar wel op die kunst die in staat en bij machte is om via een beeldtaal impliciet iets in de kunst te leggen die verder reikt dan de waardevrijheid van de esthetische aanschouwing. Kunst die een breder bereik kent dan de enge belangstelling van de incrowd of dito ego-kringen met amper zacht deinende waterkringen.
Twee Belgen
Het is ook bijzonder vreemd dat de curator amper twee (bevriende) Belgische kunstenaars selecteerde die niet meteen uitblinken in een doorleefd discours omtrent kunst en maatschappij.
Het stille, grijze en uit ‘alle’ reële tijd ontwrongen werk van onze (zogenaamde) gevestigde onderling affiniteit-gevoelige kunstenaars Luc Tuymans en David Claerbout staat hier in Bozar wel in schril contrast met dat van iemand zoals Marijke van Warmerdam, die zich wel de moeite getroostte (zelfs) nieuw werk te realiseren in een niet evidente dialoog met een helemaal niet “veilige” kunstenaar uit een “ander” én vergeten geo-cultureel facet van de zogenaamde avant-garde.
Kunstenaars zoals Jef Geys, Guillaume Bijl, Jan Vercruysse, Philippe Van Snick, Walter Swennen, Sven Augustijnen of Johan Grimonprez hadden hier wel een geheel ander en stevig potje dialoog kunnen neerzetten die “anders” had kunnen klinken dan wat Tuymans en Claerbout – hier alle twee (bij toeval) met en via het (ver)tonen van een werk uit het prinselijke jaar 1999 – hadden kunnen verklanken in een visuele en tekstuele dialoog.
David Claerbout toont nog maar eens een oud werk “Four Persons Standing- Vier personen die staan” (1999) uit zijn glans-periode, toen de videokunst nog niet werd gebeten door de virus van het digitale beeld. In zijn haast goed verstopte projectie-ruimte in Bozar wordt een dialoog op gang gebracht met een prentje van Piet Mondriaan. De affiniteiten gaan hier niet veel verder dan een formele neiging naar een zelfde strakke compositie; zoals de personen er staan in de video, staan de lijntjes er keurig in de prent van Piet Mondriaan. David Claerbout beschrijft zijn voorkeur voor Mondriaan vanuit door hem aangevoelde “kernaspecten van de moderne kunst en het moderne leven: ascetisme en discipline”. Zijn statement dobbert verder op het feit dat zijn beelden “heen en weer gaan tussen discipline en aarzeling, dat zijn beelden om die reden niet kunnen worden gedefinieerd en bij gevolg vergelijkbaar zijn met de kunst van het interbellum als weerstandsproject”. Ja, slik.
Piet Mondriaan was inderdaad een thuisblijvend en van theosofie doordrongen kunstenaar die weliswaar mondain bleef en de principes van de nieuwe beelding volhield als een volgehouden project en credo én geloof in een nieuwe visuele taal en bij gevolg een “ander” wereldbeeld.
Luc Tuymans hield zijn oog gericht op “Het Grote paard” (1914) van Raymond Duchamp-Villon. Tuymans elaboreert een kunstkritische excursie op het werk dat hij bestempelt als “een bijna stop-motion-animatie, de metamorfose van een object als een daad van gewelddadige transgressie”.
Slik. Zelf kwam Luc Tuymans hier in Bozar “ascetisch” op de proppen met het kleine brave schilderijtje “Soldaat” (1999). De toeschouwer kijkt en leest bij en over dit werk: “Het is gebaseerd op een foto van een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog. Het indringende, merkwaardig ambigue portret suggereert dat de geschiedenis van de oorlog eerder wordt vergeten dan herdacht”.
Eskimo’s
Eén van de lichtpunten bij de zogenaamde “tandems” op de expo is de nieuwe (!) video van de Nederlandse Marijke van Warmerdam (1959). Zij gaat met haar fascinerende, doltollende video van een op sneeuw naar beneden donderende valies – waaruit een meisje tevoorschijn komt – als het ware op een surreële wijze in op een bijzondere documentaire uit 1922.
Die film is van de Amerikaan Robert Flaherty die met “Nanook of the North” wordt beschouwd als dé pionier van de etnografische film. We zien een eskimo met een kajak aanmeren en uit het vaartuigje komen een moeder, haar kinderen, nog kinderen en een hond.. Het gelijkt op een ”goocheltruc” maar het was het niet ! Het is een film-fragment in een keiharde situatie dat aandoenlijk is en getuigt van overleven en samen-horigheid.
Het was hét filmfragment dat Marijke ertoe aanzette haar nieuwe film te maken waarin de ondertoon het motto tot uitdrukking brengt dat” het reizen zelf belangrijker is dan de eindbestemming”. Deze gedachte van “kunst als een permanente reis” is bezien in en binnen de notie avant-garde wellicht één van de weinige actuele conclusies die mogelijk zijn en kunnen worden.
Slot
Wat betekent avant-garde vandaag in een sneller en sneller naar consumptie en life style hollende globale wereld méér dan het zoeken en achter-nahollen van utopie – het proberen te klissen van een vooruitgeschoven wortel aan een stok. Kunst als een heel klein stukje droom, waarin wordt geborduurd op de gangbare clichés van een snel beleefde tijd met de intentie ze om te toveren tot een droom, een verre horizon die als einder nooit te bereiken en te realiseren valt.
Deze “explicatieve” expo in Bozar steekt de draak met het DNA van de historische avant-garde en stopt haar mooi en netjes in een ladekast gelardeerd met tandems en tal van actuele praatjes van kunstenaars, gezellig gezeten in dé biotoop waar elke kunstenaar nu stilzwijgend van droomt: een rustig plekje onder de zon van de verhitte (kunst)markt waar “de waar” overbodig of niet kan worden aangeprezen met woorden die kostte wat kost … (liefst) de realiteit ontwijken.
Luk Lambrecht
Poster un Commentaire