Vooraf
Wat is het lot van veel aangekochte kunst in ons land door musea en bijvoorbeeld de Vlaamse Gemeenschap: een verborgen leven in een depot. Dat is een waarheid die niet alleen opgaat voor openbare musea, maar ook voor particuliere collecties wiens “passies en bevlogenheid” veelal te maken hebben met één persoon of koppel (in de familie).
Wat doe je met brede collecties en met de ijdele hoop dat er ‘iets’ overblijft van de gedrevenheid waarmee een mens (soms)koortsachtig; levenslang kunst verzamelde.
En ja pakweg tot 1989 was het vrij eenvoudig “plus minus” te verzamelen op de cadans van trends en redelijk merkbare grillen in de kunsten. Vandaag is dat een probleem omdat de kwantiteit heerst en de inter-subjectieve kwaliteit stevig in handen wordt gehouden door de kunstmarkt die vandaag in vergelijking met 20 jaar geleden (bijna) de rol overneemt van de publieke sector.
De grote internationale galeries zijn trusts geworden – globaal opererend en functionerend als een museum via het aantrekken van de beste krachten, het maken van super professionele tentoonstellingen die worden begeleid met publicaties die heel wetenschappelijk aandoen.
Wat zet je daar tegenover als publieke instelling werkend met schrale middelen en dito budgetten voor aankopen…?
De publieke kunstwereld draait (vooral) op loyaliteit, nauwe contacten met vrijgevige kunstenaars en lauw mecenaat. Dat is merkbaar aan wat er de laatste 15 jaar is ‘bijgekocht’ in onze musea.
We verliezen de rol; we kopen veelal braaf, klein, jong en goedkoop én weinig complexe en depot-minimaal-occuperende kunst. Het blijft uiteraard allemaal sympathiek en getuigt vanuit onze musea van een enorm te appreciëren inspanning om met ‘het weinige’, alsnog het inheemse aanbod te blijven bij-benen.
Weliswaar verliezen wij net zoals in de late jaren vijftig en zestig (toen in totaal andere museaal-povere omstandigheden) de internationale boot: er komen weinig significante kunstwerken tussen en in onze museale rekken van die buitenlandse kunstenaars die inmiddels ook al decennia lang de inhoudelijke agenda mee-bepalen van wat kunst vandaag kan zijn in de context van ‘formats’ van een opzetten van een tentoonstelling die door hen al jaren wordt getest, gecontesteerd en tracht te voldoen aan de nieuwe noden van onze digitale, virtuele tijd en dito beleving.
Dit alles staat bij ons nog allemaal redelijk ver van ons bed; Belgen zijn met een baksteen in de maag geboren – Belgen hebben ook qua kunst graag iets “substantieel” in handen en laten dat niet meteen tussen de vingers glippen.
Mu.Zee
De collectie van Mu.Zee is een verzameling die al startte in 1964, het is merkwaardig dat uitgerekend in de dolle Provincie West-Vlaanderen – de goed-boerende Provincie waar vandaag zich ook de grootste concentratie aan grote privé-collecties actuele kunst bevindt – zo vroeg al het initiatief nam kunst te verzamelen. Vandaag telt de Mu.Zee collectie ca. 8000 kunstwerken warvan bijna de helft teken- en schilderkunst. Om daaruit een weloverwogen keuze te maken werd naast de vaste staf beroep gedaan op onder anderen de wijze, grijze ervaring van Joost Declercq en Wouter Davidts.
Het tentoonstellingsparcours is opgevat als een piramide. Op de tweede verdieping wordt de bezoeker in een nogal wirwarrig parcours in dialoog gebracht met de moderne kunst met fragmentair getoonde “ijk-werken” van ondermeer James Ensor en Leon Spilliaert. Het museum dat vandaag nog steeds huist in een voormalige “supermarkt” is niet meteen de ideale locatie voor een museum; de ingrepen van het architecturale recyclage-collectief Rotor ten spijt, blijven de lokalen soms somber laag waar (soms) ook – op ee balkons – té weinig afstand kan worden genomen ten opzichte van de kunstwerken.
Dat er ook al voor de periode van wijlen conservator Willy Van den Bussche – die werd aangesteld in 1967 – zeer oordeelkundig en met kennis van zaken en smaak kunst werd gekocht, bewijzen de exquise werken van Constant Permeke, Gustave De Smet, Frits Van den Berghe en vooral die van Jean Brusselmans. Het is een plezier deze werken te zien schitteren als parels aan een snoer van de Koningin der (Belgische) badsteden.
Niet alles komt spijtig genoeg tot zijn volle recht; het Zelfportret van James Ensor met bloemenhoed verdient wellicht een autonoom plaatsje en het monumentale werk “De Ijzertijd” van Paul Delvaux zit in een nisje benepen op een balkon tussen vloer en plafond.
Maar goed, al deze prachtige werken zijn afgestoft het depot uitgeraakt, samen met zo veel ander werk dat het minder hoog-ogend moet stellen in de vaderlandse kunstboekjes.
Het hobbelige parcours van de Modernen leidt naar het eerste (schoon) verdiep dat veel méér tot de inzichtelijke verbeelding spreekt. Vooral de eerste rij met zeer goede werken van Roger Raveel, Raoul De Keyser en zelfs van Pol Mara geven heel sterk weer hoe de Belgische kunst zichzelf uitvond in de turbulente marges van het internationale kunstgebeuren dat overal rammelde tijdens de jaren zestig en zeventig. Ronduit schitterend zijn de twee werken van Jef Geys; zijn fameuze aankleed-poppen uit het midden van de jaren zestig. Eén doos is gewijd aan Jef zelf die kan worden aangekleed al naargelang ‘de smaak’ van het publiek. Wat een reusachtig goed werk van Jef die toen al in het zog van Andy Warhol, de speelsheid van de pop-art gebruikte om de rol en de positie van de kunst en de kunstenaar op een ambigu-ontwapenende do it yourself manier aan te kaarten.
In feite zijn deze twee aankleed-dozen – de andere pop is een vrouw – als de sleutel te beschouwen van hoe een museum kan omgaan met een collectie – al naargelang de vigerende en snel wisselende modes en dito “Zeitgeist”.
Het is in deze beknopte context té veel om op te noemen maar clusters rond Marcel Broodthaers; Panamarenko en Jacques Charlier; Walter Swennen en Mark Maet én Guillaume Bijl (een video!), Lili Dujourie, Thierry De Cordier en de onvolprezen Jan Vercruysse, wijzen op de unieke kracht van de Belgiche kunst die eerder wordt getypeerd door “éénzame wandelaars” dan door groepsgeest aangetrokken kunstenaars.
Op de eerste verdieping van Mu.Zee is een feest aan de gang voor oog en geest; wordt de Belgische kunst met verve gefêteerd en op enkele uitzonderingen na gepresenteerd op een exacte en museum-waardige manier.
Een groot publiek heeft aan deze expo zeker en vast een hele kluif die in onze bescheiden mening beter in twee keer kan worden geconsumeerd/verteerd.
Mu.Zee is op zoek naar een uitgemeten evenwicht met de ruime en weinig publiek ontsloten collectie, die nu voor een aantal jaren – alvorens het museum opnieuw sluit voor renovatie-werken – blijft uitpakken met de kern van wat een museum doet – kunst kopen van ‘onze’ tijd in het (bescheiden) besef een bijdrage te leveren aan een spiegel ervan voor de generaties na ons !
Luk Lambrecht
Alle inlichtingen: www.muzee.be
Poster un Commentaire