Leven, zorg, dood en kunst
William Kentridge
Smoke, Ashes, Fable
Sint-Janshospitaal, Brugge
> 25.02.2018
allesomvattend museum
Er is al een tijd een debat aan de gang tussen strekkingen bij leidinggevenden in musea in ons land om mogelijk het museum van hedendaagse kunst af te schaffen en ‘het actuele’ onder te brengen in de musea voor Schone Kunsten. Of dat nu een goed idee is, valt maar te bezien; wie de laatste jaren de integratie van actuele kunst nauwlettend toe-kijkt in bijvoorbeeld het Museum voor Schone Kunsten in Gent moet vaststellen dat huwelijken in een breed periode-verband soms de kunst én de tijd zelf geweld aan doen. De actuele kunst verslikt zich (soms) in beeldende vergelijkingen die alle greep met de werkelijkheid omfloersen, ontkennen, idealiseren of romantiseren. Uiteraard blijven existentiële drijfveren bij de mens een rode draad doorheen het verloop van de mensheid; de maatschappelijke door technologische innovaties zijn dat niet. Probeer je eens een leven in te denken zonder trein,vliegtuig, laat staan pc en (vandaag) internet. Dat is allemaal van recente aard en makelij – we evolueerden van een eeuwenlange trage samenleving naar een hyperdruk leven waar alles, ook de vaste waarden verbrokkelen en verdampen. Wie de gang van het samen-leven, getransfereerd in actuele kunst wil monteren met de Oude Kunst waagt zich op heel glad ijs, tenzij men kiest voor actuele traag verlopende kunst waarin de inhoud en de voeling met vandaag blijft haperen bij abstracte begrippen in de buurt van de nostalgie.
Ook het publiek brengt men in de war; men ziet in een Museum voor Oude Kunst een treurende Madonna pal naast een schilderij van een portret van een lijdende vluchteling. Wat is de finaliteit van dit soort naast elkaar presenteren méér dan een valse schijn van tijd-overbruggingen te suggereren? Rudi Fuchs was ten tijde zijn directoraat in het Van AbbeMuseum een meester in het in scène brengen van moderne en actuele kunst die hij niet zelden lardeerde met fantastische poëzie.
Rudi Fuchs maakte met dit soort tentoonstellingen zachte linken duidelijk tussen moderne avant-garde en de erfenis ervan op de actuele kunst. Dat was toen innoverend en ook ontroerend mooi om te zien dat de actuele kunst zich verhield tot wat zich eerder ontwikkelde, om opnieuw te worden “bevraagd” in de aanloop van en naar nieuwe vormen.
Hospitaal
Het Sint-Janshospitaal stamt uit de 12e eeuw en is één van de oudst bewaarde ziekenhuisgebouwen in de wereld. Dit pand huist tal van onwaarschijnlijk “in” onze tijd onaanraakbare kunstwerken van Hans Memling; in vergelijking met heel wat andere musea voor oude kunst is en blijft de ruimte tussen alle kunst als een weldoende verademing. Het hospitaal toont op een spatiaal spaarzame manier haar kunstschatten – het is werelderfgoed en het museum wordt niet door toeristen onder de voet gelopen.
Marcel Broodthaers /extra
William Kentridge (1955) is als een klok in de wereld van de hedendaagse kunst; hij wordt zelfs commercieel vertegenwoordigd door de New Yorkse galerie Marian Goodman die ook Gerhard Richter onder haar hoede heeft en houdt. Hij is Zuid-Afrikaan, werd opgevoed in een familie van advocaten en voerde actief verzet tegen het regime van apartheid.
Hij maakte vooral naam en naam met zijn werk op Documenta X in 1997 en is sindsdien niet meer weg te denken met zijn van politiek doordrongen kunst waarvoor hij gebruik maakt van essentiële middelen zoals (vooral) houtskool op papier, animatiefilm en zelfs wandtapijten.
Van dat alles kan de bezoeker in Brugge volop proeven. De display van de tentoonstelling is ietwat stroef. Alles zit in hokjes en het niet in de media onaangekondigde aanwezige werk van Marcel Broodthaers staat er een beetje verweesd bij. Dat komt door de opgetrokken onverschilligheid van curator Margaret K. Koerner die koudweg in een tekst poneert dat “Kentridge het er ongtwijfeld mee eens zou zijn dat het beter is om de bezoekers van de tentoonstelling niet te dicteren wat de meerwaarde is van deze associatie en hen tot hun eigen conclusies te laten komen”.
Nooit eerder las ik een gereputeerde curator zo een dergelijke onzin beweren; de meeste bezoekers aan het Hospitaal zullen nog nooit eerder gehoord hebben van Marcel Broodthaers – laat staan de complexiteit van zijn oeuvre begrijpen. De werken van Marcel Broodthaers in Brugge zijn echter niet min; ze zijn afkomstig van de stedelijke collecties die door voormalig directeur van het Groeningemuseum Dirk De Vos onder zijn initiatief werden aangevuld met kunst van belangrijke kunstenaars zoals Georges Vantongerloo en … Marcel Broodthaers.
Van M.B wordt de belangrijke uitnodiging uit 1964 getoond; “Le Corbeau et le Renard” (1967) “Un Coup de dés …” en “La Pluie” (Projet pour un texte) (1969) en zelfs “24 images/seconde” (1970) !
De directe linken in Brugge tussen M.B en Kentridge blijven wazig, op één punt na wellicht: het vrij ambachtelijk gebruik van film. Ook op deze expo ontvangt elke bezoeker een keurig samengesteld boekje als een leidraad in de tentoonstelling, om die reden is het in deze context niet opportuun de werken op de expo te beschrijven.
Politiek
Dat William Kentridge graag in “beweging” denkt en werkt is meteen af te leiden van de leporello die als een voor-traject kan worden beschouwd voor zijn aandoenlijke films waar steevast het grafische een dialoog aangaat met het verschijnen van de kunstenaar zelf. Qua tekeningen is het volop “kijken” naar die van Patrice Lumumba waarmee ons land koloniaal nog niet in het reine verkeert, alsook die gebaseerd op (Congolese) Koloniale landschappen.
Ook zijn zeer recente tekeningen rond het einde leven van Leon Trotsky doen nadenken over de kloof tussen politiek utopisch denken en de grote ontgoocheling. Ook zijn naam werd door Stalin gezuiverd en met één pennentrek met zwarte inkt geschrapt … die inkt werd eertijds ‘kaviaar’ genoemd. Het brengt ons naar het meesterlijke werk waar de tentoonstelling haar kracht uit put. Magistraal hoog op de zolder van het hospitaal geïnstalleerd, komt de bezoeker ogen en oren tekort voor een film die zich voor de open ogen schuift als een stoet, verspringend van het ene scherm naar het andere …om ten slotte op het verre einde als stoet te verdwijnen. De beelden worden vergezeld van aanstekelijke brassband-muziek die schalt uit vier megafoons op statief. “Zoeter speelt de Dans” is de titel van deze merkwaardige film uit 2015, gebaseerd op de “Dodenfuga” van Paul Celan. William Kentridge inspireerde zich ook op de zogenaamde dodendans uit de Middeleeuwen die vandaag voor de kunstenaar en in de expo-context van Brugge actueel blijft.
Het is ronduit fascinerend wat er allemaal de revue passeert, dragers van alles en nog wat van gesneuvelden die worden weggetrokken tot dragers van planten, bloemen en plakkaten … door elkaar met figuren met een reuze-megafoon, een sierlijke danseres en muzikanten. Het verschijnt allemaal quasi grafisch, verweven met reële beeldfragmenten. Dit kunstwerk dribbelt omheen alle anekdotiek omdat het grafisch uit-puren van “gespeelde, geacteerde” taferelen in de studio van Kentridge, de kunstenaar de ‘actuele’ taferelen teruggeeft aan de tijd.
Over dit werk schreef de William Kentridge : “Het gaat om het inzicht in hoeveel menselijke voet- en handkracht er in deze wereld nog gebruikt wordt door mensen die fysiek hun wereld op hun schouders torsen en door de wereld lopen. Wat de jongste jaren in Europa gebeurt, gebeurt al 40 of 50 jaar in Afrika, en daarvoor gebeurde het in de Balkan”.
Boek
Wat blijft na een tentoonstelling is meestal een catalogus die in de meeste gevallen al snel in de ramsj verdwijnt. Het boek “Smoke, Ashes, Fable”, gepubliceerd bij de uitgeverij Mercator is hierop een uitzondering. Dit boek is niet alleen een fraai kijk-boek maar staat ook bol van zeer lezenswaardige en ruime essays, waar de meesten onder ons niet de moed opbrengen, ze aandachtig te lezen. Auteur Harmon Siegel gaat prachtig in op het thema’s verlichting en moderniteit en weet ook heel gevat de begrippen magie en tovenarij toe te passen op het maken van kunst. Zeer verhelderend is ook de “excursie” naar het dispuut in het begin van de jaren 70 tussen Marcel Broodthaers en Joseph Beuys. Siegel: “Voor MB is de sociale sculptuur van Beuys een Wagneriaanse poging om alle kunsten te verenigen, bedoeld om de kunst te integreren in het dagelijkse leven en de politiek”. Een standpunt dat dwars stond op dat van Marcel Broodthaers.
Ook de fameuze theoreticus Benjamin Buchloh leverde voor het boek een knap essay af. Mooi hoe hij de politieke achtergrond van de apartheid bij William Kentridge plaatst naast de thematiek van het koloniale verleden (Congo) van Marcel Broodthaers. Erudiet weet Buchloh zijn ideeën uit te drukken over het werk van Kentridge via de zijpaden van oeuvres zoals van John Heartfield en Frans Masereel. Kortom het bijbehorende boek getuigt van klasse temeer omdat de essays van blijvende waarde zijn en kunnen blijven en “ons” algemeen begrip van de kunst verbreden via het aanknopen met gedurfde inhoudelijke contexten.
Luk Lambrecht
Poster un Commentaire