een bijzondere tentoonstelling in Bozar, Brussel
nog tot 6 oktober 2019
Ook in ons land is de discussie over de blijvende littekens van kolonisering stilaan doorgedrongen; alhoewel niet meteen bij een brede bevolking en zeker niet bij politici.
Het standbeeld van Leopold II staat er in Brussel en Oostende nog steeds prominent bij; het vernieuwde AfrikaMuseum in Tervuren heropende recent in afwezigheid van de Koninklijke familie en de algemene kennis over de beschaving, de uitbuiting en de trauma’s van “onze” vooral door gewin geïnspireerde aanwezigheid in Congo blijven gewoonweg té weinig bekend en genereren nog te veel onverschilligheid.
Dat een groot deel van de welvaartskoek in ons land tot diep in de jaren vijftig rechtstreeks werd gedraineerd vanuit onze voormalige kolonie, blijft als een schaduwwolk drijven boven onze steden en ons (riant) leven.
De expo “incarNations” in Bozar is als een heerlijk kruitvat met een cocktail aan fantastische Afrikaanse kunst uit de collectie van de in Angola verblijvende Congolees Sindika Dokolo en is met brio en visie samengesteld door de in Brussel residerende kunstenaar Kendell Geers.
Op alle vlak excelleert deze expo die tegelijk de Afrikaanse kunst laat schitteren; laat inter-ageren met moderne en actuele kunst uit meerdere hoeken van de wereld en de bezoekers het via een confronterende display én lay-out diep ongemakkelijk maakt en sterk doet nadenken in en tussen de vele spiegelingen in de expo waarin wij “ons als witte acteurs” letterlijk middenin bevinden.
De tentoonstelling is niet al te groot, ze laat de kunst ademen, maar gaat geen thema uit de weg !
De bezoeker ziet de Afrikaanse kunst uit een ander en extra-esthetisch gezichtspunt; via heel wat kennis en informatie wordt meteen duidelijk dat de centrale gedachte er hier in bestaat te tonen dat Afrika er altijd was en dat het nooit moest worden ontdekt in tegenstelling tot de zogenaamde ‘nieuwe wereld’ in 1492. In de catalogus (amper 15 euro) zijn tal van boeiende teksten opgenomen waarin (ondermeer) de verschillende maskers en beelden niet alleen formeel worden geduid maar tegelijk vanuit het “originele” standpunt als objecten van en bij publieke rituelen, beschouwd als ‘ritmes’ bij een actief beleven van geloof in de Afrikaanse gemeenschappen.
De expo en de catalogus zijn als een vloed van schoonheid en zich langzaam ontfutselende, ontsluitende kennis die heel wat tijd en aandacht opeisen van de bezoeker. Maar dat loont en het begint al ijzersterk met de inleidende tekst van Kendell Geers die mid-17e eeuwse geo-kaarten van commentaar verleent, waar het continent Afrika niet onderaan de kaart staat afgebeeld maar bovenaan!
De wereld is (toch) een dollende bol in de kosmos zonder “boven en onder” en daaraan bevraagt Kendell Geers de dwingende eurocentrische plaats die Europa zichzelf politiek-cartografisch toe-ëigent. Verder in de tekst duidt Kendell Geers op het feit dat de Koning van Kongo Nzinga a Nkuwu op 3 mei 1491 (! – en jaar voor de ontdekking van de Nieuwe Wereld!) ter ere van de koloniserende Katholieke Portugese Koning Joao II, zichzelf ‘kroonde’ tot Koning Joao I.
Dat laat Geers meteen toe te schrijven dat “Unlike the new world, Africa was never discovered”…
Etymologisch borduurt Kendell Geers verder op begrippen zoals “Fetiche” en “Nkisi” waardoor een zeer inzichtelijke en bruikbare context wordt geschetst om de Afrikaanse kunst opnieuw en vanuit een Afrikaans oog te bezien als objecten die tegelijk materie en geest incarneren.
“Nkisi refers both to a powerful spirit, as well as the object created to ‘re-present’ that spirit”.
De expo waarin volle witte houten wanden werden ingewisseld voor transparante muren geassembleerd met stevige witte metaaldraad waaraan kunst hangt en waar in nissen Afrikaanse kleinbeelden ‘herbergen’ op een manier zodat die beelden ook op hun achterkant kunnen worden bekeken.
De structuur van de muren is gebaseerd op een oud stadsplan van Kinshasa en de vloer en de niet met spiegel beklede muren vertonen een zeer opvallende Kendell Geers geo-abstract beletterde lay-out met de moeilijk leesbare notie ‘be-lie-ve’.
Het oogt allemaal indrukwekkend en dat is ook zo; als bezoeker flaneer je tussen de tradities en de moderne/ hedendaagse kunst van Afrika en van kunstenaars die nu niet meer in Afrika wonen zoals de Nigeriaanse in Antwerpen verblijvende Otobong Kkanga. – opgehoogd met agit-documenten en posters van bijvoorbeeld The Black Panther beweging. Het handelt en draait in deze expo allemaal om een zelfde filosofie; een verlangen om de kunst in het verlengde te houden van de (broze) samenleving waarbij de exploitatie van het “rijke” Afrika vandaag maar blijft … voort-duren.
Het gaat in deze expo ook over de prangende problematiek van teruggave van niet altijd ‘koosje’ ontvreemde kunst uit ondermeer westerse ex-kolonies zoals Congo en Nigeria … In de context van de publicatie wordt ook goed en wel ingegaan op de vele Griekse beelden die niet naar Griekenland terug-geraken en nu deel blijven uitmaken van het British Museum in Londen.
Er is uiteraard altijd kritiek op concepten van tentoonstellingen -een tentoonstelling maken is een subjectieve activiteit die vraagt om meerdere kritische opinies.
Dat was ook niet anders met de heropening van de uiterst sceptische receptie van het vernieuwde AfrikaMuseum in Tervuren en dat is ook zo met de expo IncarNations waar de kritiek zich toespitst op het feit dat er maar weinig hedendaagse Afrikaanse kunstenaars in de expo aanwezig zijn die nauw in het zog van maskers en kleinbeelden pogingen ondernemen om daarop een actueel artistiek standpunt in te nemen. En ook als men de discussie opent over Afrikaanse identiteit, wat wordt daaronder verstaan…
Curator Kendell Geers selecteerde kunst van Afrikaanse kunstenaars die zich zowat overal ophouden in de wereld; analoog met wat er vandaag gaande is met de nieuwe, aanstormende generatie in de wereld van de jazz. Het gaat hier niet over plaats of smaak; wel over vormen van schoonheid die in scène worden gezet als actuele kunst die ons diep spiegelt over de manier waarop wij het samen-leven benaderen en wat daarmee wordt teweeg gebracht bij een breder (anoniem toekijkend) publiek. Dat de actuele kunst de laatste jaren de politieke “tour” opgaat is een algemene vaststelling maar “de staat van wereld” dwingt dit af…
De expo wordt gedragen door ideeën en bespiegelingen van Leopold Senghor en Aimé Césaire die beiden als intellectuelen worstelden met de zwarte identiteit en tegelijk maar al te goed “het problematische” inzagen van het scheiden van de traditionele Afrikaanse kunst van hun ritueel collectief gebruik door die morsdood in een vitrine te deponeren van een Westerse museum.
Ook wel straf zijn de voor het eerst gepubliceerde foto’s van de Belgische persfotografe Germaine Van Parys die een indringend verslag maakte van de expo “Art Nègre. Arts anciens de l’Afrique noire” in het najaar 1930 in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten zodat “de kunde” van het tonen van kunst hier (!) in een uiterst interessant historisch perspectief wordt gezet.
De tentoonstelling omschrijven is haast onmogelijk mede door de spiegelende muren – lees; de vele kijkrichtingen én interpreterende uitgangspunten. Een mens krijgt hier zelfs letterlijk ogen op zijn rug en weet zich op elk plekje van de expo voortdurend te verwonderen in deze perfect georkestreerde beeld-tsunami.
De mooie selectie van moderne, canonieke en actuele kunst weet hier op een gedoseerde manier
gewillig te vreten aan de actuele drang rondom identitaire constructies.
Wat is het heerlijk tussen de verbluffende Afrikaanse kleinbeelden en maskers mentale dwarsverbindingen te ontdekken met uiterst goed geselecteerde kunst van ondermeer Stan Douglas, Phyllis Galembo, Ana Mendieta, Wifredo Lam, Pascale Marthine Tayou, Andres Serrano Tracey Rose, Ghada Amer en zelfs het meer dan monumentale werk van Bili Bidjocka.
Het zijn kunstwerken die de mondiaal versplinterde exodus weerspiegelen van niet alleen Afrikaanse kunstenaars, die zoals anderen naar oorden trekken waar een mens denkt zich als individu beter te kunnen ontplooien.
Mooi zijn ook de straffe toevoegingen en wel gemikte kunstwerken van welbekende en referentiële kunstenaars zoals John Coplans en Adrian Piper; wat een weelde van suggestief transcultureel parallellisme.
Een kleine foto van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar Zanele Muholi grijpt je waarlijk naar de keel. Een zwart meisje met meer dan indringende ogen is ondermeer getooid met een houten stoeltje op het hoofd – wat een beeld het is alsof dat stoeltje hier plots een kroon wordt en dat het kind zich even Koningin waant op aarde.
De tentoonstelling IncarNations is een absolute zomer-topper omdat de expo niet alleen inhoudelijk razend interessant is maar ook als expo een nieuw perspectief biedt om uit de routine van de vele vervelend gemaakte tentoonstellingen te ontkomen. En dat en zo veel meer is niet in het minst de verdienste van kunstenaar-curator Kendell Geers !
Luk Lambrecht
Poster un Commentaire