BOZAR: Facing the Future

Pablo Picasso, Nude on a divan, 18 April 1944. Courtesy Fundación Almine y Bernard Ruiz-Picasso para el Arte. © Succession Picasso/SABAM Belgium 2016, photo: FABA/Marc Domage

Facing the Future
Art in Europe
een haperende wandeling langs meesterlijke kunst van1945 tot 1968
bozar, Brussel
tot 25 september 2016

Thema-tentoonstellingen zijn vaak een problematische bedoening omdat het thema de kunst verplicht om verwachtingen in te lossen. Dat kan soms raar uitdraaien omdat het thema dan wordt getoetst aan de inhoudelijke representativiteit van de gepresenteerde kunst.
De expo “Facing the Future” is zo een tentoonstelling met een ronkende, zichzelf nauwelijks in te lossen verwachting, gestoffeerd met tal van fabuleuze kunstwerken die op basis van hun kwaliteit aantonen dat goede kunst het verstrijken van de tijd aankan en overstijgt.
Wat te zien is in Bozar is een verzameling van kunst die weliswaar en soms op een te kleine oppervlakte wordt getoond als een exemplarisch “aandenken” van de tijd en haar bijbehorende kunst.
De tentoonstelling is als een boek met heftige hoofdstukken die qua titels de periode tussen 1945 en 1968 op een ruime manier “aanraken”. Wàt een periode, een periode die nog actief werd beleefd door onze medemensen van hogere leeftijd.
Het einde van de dramatische Wereldoorlog II waar alle geloof in de mens aan diggelen werd geslagen; een traumatische tijd waarin vooral het begrip massa-destructie van en tussen de menselijke soort – Holocaust en Hiroshima – een blijvend litteken zou blijven op het mensbeeld van na 1945.
Een tentoonstelling zoals “Facing the Future“ is als een beeldend essay dat tot reële verbeelding spreekt – een expo als een heuse kapstok om één brede “soul-mood” in beeld te brengen, en ja daar hoort in de loop van die periode een ferme portie miserie bij.
De periode 1945-1968 is er één van helen en rebelleren; vallen en recht krabbelen – een aftastend zoeken naar nieuwe beweegredenen om verder te kunnen samenleven.
Een periode van gecultiveerd ongeloof in de ideologieën, religies en (partij)politiek, in de jaren zestig resulterend in manifeste rebellie en varianten van bevrijding en emancipatie.
Deze tentoonstelling laat meteen een summiere geschiedenis zien van hier en het oosten, van de kunst die doordrongen was van vrijheid en waarbij de markt nog geen invloed uitoefende op “welke” kunst er werd geproduceerd en verhandeld.

Pal buiten de expo – in een publieke Bozar-hal – is het machtige beeld te zien “Destroyed City” (1947) van Ossip Zadkine, als een sculpturale na-kreet van de bombardementen op de stad Rotterdam.
Dit beeld lonkt en lokt de bezoeker naar binnen waar al meteen één van de meest rauw ontroerende schilderijen te zien is van Pablo Picasso. “Nude on a Divan” (18.04.1944) is een emblematisch schilderij, asgrijs, messcherp en meedogenloos hard voor de “condition humaine” die in 1944 ook de “fatigue” uitbeeldt van de jarenlange oorlog.
De oorlog die zich in 1944 naar een catastrofaal einde sleept en waarin de geëngageerd-militante Pablo Picasso als geen ander met verf op doek de essentie van de gruwel kon uitdrukken.
Dit relatief kleine schilderij is een rake mokerslag en maakt een bezoek aan deze expo al tot een must. Het moet ook gezegd, wat hier in de buurt van Jean Fautrier wordt geëxposeerd is ook meer dan geestes-tergend. De titel “Gegijzelde” (1942-45) krijgt vorm in een schilderij en in een abstract beeld van lood. Wat een kracht schuilt er in deze twee kunstwerken die in hun getormenteerde schriftuur verbale uitweidingen hopeloos overbodig maken. Deze werken geven uitzicht op een ander wrang werk “De Gehangene” (1944) van de Franse kunstenaar Georges Rouault, die in vele kunstmiddens niet zo hoog wordt ingeschat. Hier schittert zijn werk als getuige van het in beeld brengen van in beeld gebrachte moord. Daarna dobbert de expo van het ene straffe werk naar het andere – te veel om op te noemen – dit is ook de charme van deze expo; en expo die doet meesterlijke werken laat (her)ontdekken. De bezoeker komt oog in oog met kunstwerken van bekende en minder bekende kunstenaars van beide zijden van het ijzeren gordijn en natuurlijk is de kwaliteit in onze verwende en verstarde westerse ogen niet altijd even “egaal”, vanzelf sprekend – maar altijd sprekend.
Toch kan je best bij het begin van de expo nog even stilstaan bij het merkwaardige schilderij “Battle of Britain” (1941) van Paul Nash. Haast een sierlijk en nerveus geborsteld lijnenspel in verf tegen een bleekblauwe lucht doet niet meteen denken aan heftige confrontaties tussen gevechtsvliegtuigen. En dat is de essentie van dit schilderij; een gestueel-gekrabbelde verzameling van verfstroken die dood en onheil suggereert.

Gerhard Richter, Uncle Rudi, 1965. Lidice Memorial, Lidice. © Gerhard Richter
Gerhard Richter, Uncle Rudi, 1965. Lidice Memorial, Lidice. © Gerhard Richter

Ook van de hier weinig bekende Duitse kunstenaar Hans Richter is een monumentaal fries te zien “Stalingrad (Victory in the east)” (1943-46) als een collage-rapporterende-commentaar op de oorlog. Een uitgerekt fries waar in uitgesmeerde kleuren grillige geo-figuren de vele krantenknipsels als eilandjes in het lezende oog van de toeschouwer doen springen.
Cobra kon hier niet ontbreken met knap werk van Karel Appel en vooral van Constant met het schilderij “Vluchtelingen” (1951) dat zich aandient als een gedrocht-compositie van twee gedeformeerde figuren.
De schilderijen van de Pool Andrzej Wroblewski zijn schematisch-expressief en tonen zonder pathos een moeder met dood kind of het moment van de executie van twee mannen in maatpak.
Dit zijn meesterlijke schilderijen in de buurt van meer academisch werk van vb. Dezsö Kornisis. Ook een aantal beelden zoals van Henry Moore de “Falling Warrior” (1957) trekken de volle aandacht en ondersteunen de psychologische collateral damage die de oorlog aanricht.
En dan…, wordt de toeschouwer geconfronteerd met een absoluut meesterwerk van Gerhard Richter; het schilderij “Uncle Rudi” (1965) dat in de buurt hangt van werk van een andere Duitse coryfee Georg Baselitz.
“Oom Rudi” is in bezit van het memoriaal van Lidice – in de buurt van Praag, waar in 1942 door de Duitsers de gehele mannelijke bevolking werd vermoord als een represaille op Reinhard Tristan Heydrich.
Gerhard Richter liet dit schilderij als een verstilde herinnering aan Lidice – het is een wrang beeld, een wazig beeld van een trotse man in uniform; een oom die tegelijkertijd een misplaatste pose combineert met de incarnatie van het hoogste nazi-kwaad.
Gerhard Richter is een kunstenaar wiens werk is doordrongen van oost/west tegenstellingen, maatschappelijke ontgoochelingen en de twijfel aan beelden waarin verdraaide manipulaties plaats maken voor waarheid.
Gerhard Richter kreeg een academische opleiding in sociaal realistische schilderkunst in Dresden en wist in het begin van de jaren zestig daaraan te ontsnappen en zich in Düsseldorf te vestigen.
Hij ondervond dus aan den lijve communisme én kapitalisme en wist met kompanen zoals Konrad Lueg en Sigmar Polke een antwoord te bieden op die grote twee-verhalen-strijdmet “kapitalistisch realisme”.
De koude oorlog bleef duren en ook de kunst bleek een wapen te zijn op het ideologische strijdtoneel.
De expo laveert verder op secties zoals “nieuwe realismen” en “nieuwe idealismen” – kunstkritische hokjes die het voor het publiek gemakkelijker maakt om het verloop van de kunst in de tijd te volgen. Einde van de jaren vijftig wordt de kunst abstract waarmee vooral Jean Tinguely de spot dreef met zijn “mekaniekjes” die “at random” composities op papier produceerden zonder menselijke inmenging/manipulatie.
Een hernieuwd geloof in de toekomst drukte zich toen uit in het gebruik in de kunst van nieuwe technologieën en materialen – denken we maar aan Expo 58 in Brussel – de kunst werd anders; experimenten allerlei bleven niet uit en de abstractie maakte zich meester van de lyriek.
De Nieuwe Realisten bedienden zich van de kapitalistische koopwaar die ze accumuleerden in containers of in het geval van Jacques Villeglé die de straat opzocht om er affiches af te scheuren om ze vervolgens als tableaux (!) in een museum of galerie te hangen.

Marcel Broodthaers, Le Drapeau noir – Tirage illimité, 1968-1969. © Estate Marcel Broodthaers/SABAM Belgium 2016
Marcel Broodthaers, Le Drapeau noir – Tirage illimité, 1968-1969. © Estate Marcel Broodthaers/SABAM Belgium 2016

De laatste zalen van “Facing the Future” blijven fascineren, vooral met werk uit de jaren zestig uit het oostblok waar heel logisch gezien, de kunst zich bediende van efemeer performatieve strategieën. Er zijn ontdekkingen te doen zoals met werk van Tadeusz Kantor en Julius Koller – radicale kunst die in deze expo langzaam naar het werk van Marcel Broodthaers leidt met ondermeer het wondermooie “Projet pour un texte” (1969).
Eindigen doet deze expo met een vroeg werk van Daniel Buren uit 1965, waarmee een link wordt gelegd met de schitterende expo van Daniel Buren tijdens het voorjaar 2016.
“Facing the Future” is een rondreizende tentoonstelling van een artistiek hoog gehalte waar per “stop/halte” niet alle gecatalogeerde werken uit de vuistdikke catalogus kunnen worden gepresenteerd. Ook met die ferm in de inhoudelijke diepte uitgewerkte catalogus bewijst oa de Duitse curator Peter Weibel dat het maken van dit soort tentoonstellingen en dito bijbehorende boeken in ons land eerder tot de grootste uitzonderingen behoort.
Brussel mist in “een” of ander “plaatselijk” museum, bijna alle kunst (oa qua namen) die hier nu tijdelijk wordt getoond in de fameuze en stilaan volledig gerestaureerde Bozar in Brussel en dat is een fenomenaal en fel te koesteren voorrecht in onze nabije omgeving.

Luk Lambrecht
augustus 2016

Soyez le premier à commenter

Poster un Commentaire

Votre adresse de messagerie ne sera pas publiée.


*


Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.