Forme e Anti Forme Fonderia Battiglia Milano

Michel François, Help From a Broken Arm - © RTBF

Forme e Anti Forme
Fonderia Battiglia Milano
23.09-18.10.2015

context
Als cultureel onderdeel van de bijdrage van het gewest Brussel op de Wereld-expo in Milaan bracht curator Hans Maria De Wolf (vub Brussel) met een bezig team de expo “Forme e Anti Forme” die tegelijk een hint was naar de historische avant-garde stad Milaan en naar de niet echt aantrekkelijke Noord-Italiaanse stad als bakermat van design en mode. In Milaan werd gewerkt met studenten/ jonge curatoren in opleiding aan de befaamde kunstacademie Brera.
Niet weinigen in de kunstwereld die niet opereren in een museale context, ondervinden meer en meer moeilijkheden om bruiklenen van kunstwerken van belang (tijdelijk) op de kop te tikken voor een tentoonstelling.
Wat meteen opviel op deze tentoonstelling en als reactie op deze praktische onmogelijkheid, was de academische vrijheid die Professor Hans De Wolf zich toe-eigende om onbereikbare kunstwerken opnieuw te laten uitvoeren en ze in deze tijdelijke materialiteit aanschouwelijk-informatief dienst te laten doen als tekens en synoniem voor discours.
Ook de bijbehorende catalogus is een huzarenstuk; het is een lijvig knap lees- én vooral inzichtelijk leerboek geworden, waarin Hans De Wolf zelf twee ruime essays voor zijn rekening nam die zijn concept, het algemene denken over kunst en de kennis-verbreding van de tentoongestelde kunstwerken in een heldere taal ontvouwt.
De expo zelf vond plaats in een fantastische locatie, in een wat afgelegen buurt waar ook Galerie Lia Rumma vandaag over een pracht van een minimaal gebouw beschikt.
De Fonderia Battaglia is een groezelige plaats, gelegen in een binnenkoer waar het eeuwenoude métier van het brons gieten op een indrukwekkende manier wordt bestendigd.
Zelf waren wij getuige van intense arbeids-momenten waarop delen van een boom van Giuseppe Penone werden gerealiseerd. De hitte van het vuur en het smeltende goudgele metaal dat bedwongen en gegoten wordt in “moules” zijn de ingrediënten van een proces dat het culturele handelen van de mens voorgoed fixeert in beelden die letterlijk een stoot van de tijd kunnen trotseren.
Deze innemende context is al meteen een perfecte conditie om een expo te maken rond de thematiek vorm / anti-vorm. De Fonderia is op zich al een “mal” – een metafoor voor deze tentoonstelling – net zoals Marcel Broodthaers de mossel, het ei en zelfs een fabriek als een mal beschouwde …

Lichtspiegelingen

De expo opende met een nieuwe versie “Retenue d’eau” (1998) van Michel Francois – de visuele vorm van een bol is samengesteld met tal van met water gevulde plastieken zakjes, die samen als de som van de delen een grote (losse) bol vormen. Het is werk als een accumulatie argus-ogen – waarin het licht zich nestelt en terug-fonkelt en als kunstwerk heel fragiel aan elkaar wordt gehouden met touwtjes aan het plafond. Dit intrigerende en tegelijk ontwapenende werk krijgt een mooie echo in de al even “voorlopige” installatie van Angel Vergara, dat ook al vasthangend aan het plafond, bestaat uit een wijnrek met eraan flessen waarin lampen de ruimte verlichten.
Dit is uiteraard een knipoog naar de GodFather van de niet-vorm kunst, Marcel Duchamp en naar de fantastische cafés die Angel Vergara in de jaren negentig inrichtte als kunstgreep en waar niet werd betaald met gangbaar geld maar met baar Vergara-geld. Mooi was het om in de “Duchamp-context” een ander, vroeg werk van Michel Francois te installeren.
“Help from a broken Arm” (1988) is een sculptuur in de vorm van een tafel met drie poten waarvan de vierde poot keurig is “gecast” met gips en op het tafelblad rust. Naast het feit dat dit een heel sprekend werk is en het werk en de sokkel hier samenvallen, blijft de verbale hint naar Marcel Duchamp heel subtiel.

Sokkels

Het is op een doordachte, meanderende denk-wijze dat deze expo is opgebouwd- het is alsof curator Hans De Wolf in een kabbelende rivier van steen naar steen hinkelt en op die manier nooit echt, dankzij de onvoorspelbare stromingen – de overkant kan bereiken.
Een ander kenmerk van deze compacte expo is de aanwezigheid van heel wat sokkels die deze expo als het ware ritmeert en organiseert.
De sokkel als grens tussen het imaginaire van de kunst en het wereldlijke van de naakte realiteit wordt (vooral) informatief ontvouwd in de actie die Gerhard Richter met zijn vrienden (Sigmar Polke en Konrad Lueg) ) veroorzaakte in een meubelzaak in Düsseldorf onder de titel “Kapitalistisch Realisme”. Gerhard Richter en zijn maten zetten de meubels van de zaak op witte sokkels en plaatsen zichzelf een hele dag “knus” te kijk aan het passante publiek; het was een actie uit 1963, toen aan de overkant van de oceaan in de VS pas goed de Pop Art een gevierde kunststroming werd.
Het is bekend dat Gerhard Richter op uitzondering van Andy Warhol en Roy Lichtenstein, het niet zo hoog op had met de Pop Art die consumptiegoederen imiteerde in aanlokkelijke constellaties. Het realisme van Richter, Polke en Lueg was doordrongen van fluxus, van provocatie en van een intentie om het consumeren an sich – door henzelf poserend in een winkel – “en public” te problematiseren.
Een kleinmodel van een barokke vrachtwagen van Wim Delvoye – als een heuse kathedraal – staat hoog op een witte sokkel zodat het zonlicht er doorheen spiedt richting een aantal rurale stoeltjes van Ai Weiwei – die zich als atomen verspreiden over de ruimte en de aandacht trekken op een werk van Franz West.
Op de expo is naast de van S.M.A.K. afkomstige op witte sokkel gepresenteerde en van barbecue-roosters ge-assembleerde “Habsburger Stuhl” (1989), een prachtige amorfe sculptuur te zien, geproduceerd met papier-maché die in alle afdruipende kleurenpracht mooi lonkt naar zijn (al en reeds) historische ‘draagsculpturen’. Die bizarre, witte “functionele” objecten kunnen als een koppelteken worden beschouwd tussen performance en dans uit de jaren zestig en begin de jaren zeventig en het verlangen nadien om een object te koppelen aan het performatieve.
In het geval van de Oostenrijkse kunstenaar Franz West , die zijn werk kruidt met laag-drijvende ideeën van Freud en Jung komt het fysieke aspect steeds in de buurt van een onderzoek als een soort mentale prothese voor de mens die sukkelt met duistere (existentiële) beweegredenen.
Ontroerend is de aanwezigheid van een ander vroege werk van Michel François “Still Life” (1988) – een oude verweerde stoel wordt plots vederlicht en overgoten met poëzie door de fragiele bloem-pluizen die aan het stalen frame bengelen…

participatie, ontwrichting en taal

Het participatieve bij het tot stand komen van een kunstwerk schuilt volop in de installatie “Chair Event” (1969) van George Brecht, die op basis van instructies het publiek aan het werk zette en nadien/eventueel het resultaat erkende als “zijn/een” kunstwerk.
Het wordt mooi om in die nabijheid van Brecht een werk te presenteren van Joseph Kosuth; Hans De Wolf vond een prachtig vroeg en typisch werk. Een reële tuinhark, de foto van die tuinhark en een afgedrukte definitie van de tuinhark uit een verklarend woordenboek vormen de drie componenten die onze visuele, verbale én gecodeerde inter-communicatie ontrafelen.
Geen Joseph Kosuth zonder de andere ‘reus’ uit de eerste golf Amerikaanse conceptuele kunst, Lawrence Weiner. Het afschrapen van een vierkant stuk pleister zodat de onderliggende dragende (bakstenen) muur zichtbaar wordt, is een werk van hem uit 1968.
Was het een kritiek op een tableau tegen de muur van een burgerlijke woning? Of was het in het zog van Marcel Broodthaers, een mal als een antimuseum of een anti-tableau zoals de mossel voor Broodthaers anti-zee suggereerde… ? Deze ingrijpende interventie – ook aanwezig op “When Attitides Become Form” (1969) in de Kunsthalle in Bern, is een iconisch beeld van de manier waarop Lawrence Weiner de gedachte voor een kunstwerk loskoppelde van de uitvoering/realisatie.
Al deze werken staan in stille aanwezigheid rond werk van (ceremonie)Meester Marcel Broodthaers en maken van deze wandeling in de expo, een straffe rond-leiding langsheen kunst met radicale bevragingen over “wat is een beeld, wat is een kunstwerk, waar ligt de grens met de wereldlijke realiteit en tegen welke achtergronden verhoudt de kunst zich”…
Provocatief in deze expo is een reconstructie van een werk van Lucio Fontana – inclusief een filmpje waarop een jonge man te zien is die de snede in het doek her-uitvoert. Kunstwerken zijn onaanraakbaar geworden of worden omwille van hun waarde in een veilige lijst verstopt zodat de essentie van het werk verloren gaat ten voordele van het opvoeren van de iconische waarde van het kunstwerk.
Hans De Wolf neemt tijdens ons bezoek de Fontana-replica van de muur en toont hoe men de achterliggende ruimte van het schilderij maar kan vatten door het object te observeren in een vrije ruimte zonder dragende muur die het werk ontneemt van spatiale vrijheid.

Opmerkelijk en/of releverend

Achter een hoek is een bijzonder werkje op (witte) sokkel te bewonderen van Walter Swennen. “MMX (apple & banana) uit 2010 bestaat uit een in elkaar gebricoleerde setting/bühne waarop twee mini-zetels staan met respectievelijk een banaan en een appel erin, naast een rond tafeltje waarvan het blad doet denken aan een cd-schijfje. Het is een typisch humor-vol en absurd werk van Walter Swennen dat ook teruggrijpt naar zijn vroeger werk waarin fruit, de maan en schanulleke als motieven zijn dragers overmeesterden. En als wij het dan toch over de sokkel hebben, mocht vroeg werk van Didier Vermeiren hier niet ontbreken. Zijn gehandtekende sculpturen bestonden uit twee omgekeerd op elkaar gezette identieke sokkels waar de sokkel en het het getoonde vervaagden tot één (gesloten) geheel.
Van Vermeiren’s generatiegenoot Thierry De Cordier is een outdoor-schrijftafel te zien uit de vroege jaren negentig; de expo wordt verder gestoffeerd met tal van kunstwerken van een jongere generatie. Aukje Koks met haar bekende ontrafelde kledij; Valerian Goalec met betonnen sculpturen waarin perfect geënsceneerde bekertjes de abstractie doen kantelen in de perceptie van een bekend object (een luidspreker?). Hana Miletic is present met een vynilplaat gemaakt met hiphoppers.
Jan Mast is misschien wel als minder bekende kunstenaar dé revelatie op deze expo. Zijn filmtaal is anarchistisch en gemeen aan de techniek van de collage – de opvolging van beelden blijft strikken in onze wens naar helderheid. De film van Jan Mast is een knap staaltje van beeld-vorming wars van melige esthetiek, maar vol van beelden die zelfs na lange tijd na-beelden blijven.

Deze tentoonstelling is een knappe aangelegenheid om het discours over de kunst van vandaag opnieuw in een breder tijdskader te betrekken. Letterlijk ‘handelend’ is deze expo “Forme e Anti Forme” – wie durft van de beroemde “Fettstuhl” (1964) van Joseph Beuys een mini-versie te maken en te tonen naast een reconstructie van Man Ray’s “Lamp Shade” … Dit statement alleen al, doet heel wat vragen oproepen over de (wazige) status tussen object- en expo-waarde.
Hans De Wolf gaat in zijn essays trouwens ook heel ver; hij analyseert de aparte positie van de stad Milaan tegenover de andere steden in Italië waar het publieke vertoon explicieter aanwezig is in het samen-leven. In Milaan gebeurt alles meer binnen en wordt de stad overgelaten aan een haast organische stads-ontwikkeling waarbij postmoderne chaos hoogstens de schoonheid ervan uitmaakt.
Deze expo was maar drie weken te zien; wellicht moet een museum hier te lande dit project overnemen als een soort anti-tentoonstelling, weliswaar in een vorm waarin de inhoud het blijft halen. Op die manier bereikt het hinkelen van steen naar steen in een driftige rivier dan toch nog een overkant, net zoals het gebrodeerde kleine werkje van Alghiero e Boetti “ordine/disordine” perfect in 4 x 4 letters, aangeeft waar “onze” realiteit zich ongeveer bevindt.

Luk Lambrecht
oktober 2015
Ordre et désordre: le concept de beauté en question à Milan

extrait d’un entretien avec HANS MARIA DE WOLF par Déjanire Ami (source internet)

Construire un pont entre la scène artistique belge et l’Italie contemporaine: l’objectif du projet formes et les formes de lutte, présenté par le biais d’un programme impliquant différents endroits à Milan: l’exposition à la Fonderie Artistique Battaglia, la réunion à la Triennale et la performance de Michel François à la Fondazione Prada. Le conservateur Hans Maria de Wolf d’histoire de l’art à La VUB  (1)  

Comment est né le projet et l’idée de l’emmener à Milan?

Hans Maria De Wolf: L’exposition fait partie d’un programme parrainé par le gouvernement de Bruxelles, en coopération avec l’Université Vrije de Bruxelles et une équipe de jeunes chercheurs coordonnés par moi. L’objectif du projet est non seulement de faire connaître à l’opinion publique internationale les artistes belges contemporains, mais d’établir un pont avec la ville de Milan. Dans cette direction se trouve la collaboration de l’Académie des Beaux-Arts de Brera avec un des conservateurs de stage et les chercheurs qui seront présents chaque jour dans l’exposition comme médiateurs culturel, chargé de fournir une assistance et des informations aux visiteurs. Nous avons déjà réalisé ce programme en Extrême-Orient, à Beijing, Shanghai et Séoul. Aujourd’hui nous revenons en europe dans le cadre de l’Exposition universelle en Italie, en nous connectant à la culture contemporaine italienne des années 80 et 90, une partie de mon éducation sentimentale.

Quelles sont les pensées qui traversent le spectacle?

Le spectacle commence par une réflexion sur le concept de la beauté: l’Italie est peut-être le seul pays européen à ne jamais avoir quitté un lien profond avec l’idée de la beauté, un point de référence pour une vision du monde qui est exprimée dans tous les aspects de la vie quotidienne, des vêtements aux comportements des femmes. Le titre du spectacle fait référence à une citation d’une tapisserie de Alighiero Boetti, sur l’écran, indiquant que l’un des plus anciens couples dialectiques de l’humanité: la lutte entre le besoin d’ordre et un besoin de «pagaille ». La position de Boetti reste «ouverte»: la petite tapisserie porte le même message de 16 lettres (ordre et le désordre), chacun disposés dans un carré de 4 pour 4, bien organisé, mais caractérisé par l’utilisation de couleurs aléatoires. La même dialectique est répétée dans l’arrangement des chaises placées devant le travail de Boetti: l’installation de petits tabourets artisanaux en bois, tels que ceux trouvés dans les provinces de Chine, en passant par Alvar Aalto, aujourd’hui distribué par Ikea, représentant de l’une des plus grandes réalisations de la modernité. L’interaction du public avec ces chaises suggère un nouvel équilibre entre l’ordre et le désordre. Le piédestal, comme un objet, est un autre des principes directeurs de l’expo, comme celui de la chaise rouillée couverte de pissenlits de Michel François.  À travers le thème du piédestal je propose une comparaison entre l’idée de forme comme l’incarnation de la beauté physique et visible et l’idée de l’anti forme illustrée par le travail de Didier Vermeiren: un piédestal conçu pour tenir une sculpture invisible d’Auguste Rodin.

Comment décririez-vous la scène de l’art contemporain en Belgique?

Le monde de l’art belge est difficile à saisir. Il est plein de contradictions et certaines d’entre elles sont tout simplement des échos de la Belgique, qui pourrait ressembler à une nation instable à l’identité fragile. Cependant, nous identifions aussi sa qualité dans le monde de l’art. La nature chaotique de la politique belge leur offre un terrain très fertile pour développer leurs propres projets artistiques. Le monde de l’art en Belgique est très varié. Nous pouvons parler de différents centres, tous très actifs en termes de galeries et de collectionneurs, qui ne sont pas vraiment reliés les uns aux autres: Bruxelles, Anvers, Gand, Liège. Tous conservent leur spécificité et se croisent une fois par an lors d’Art Brussels. La vitalité en Belgique est certainement liée à une longue tradition de collectionneurs. Un des paradoxes, est qu’il a très peu d’art contemporain à voir à Bruxelles, le résultat d’une politique catastrophique des principales institutions.  Cependant, je crois qu’aucune ville dans le monde n’a un niveau de qualité comparable dans les collections cachées. Ici et là, de nouvelles fondations surgissent, mais le cadre juridique est toujours en cours d’élaboration pour soutenir ces initiatives. Si nous considérons Bruxelles comme un lieu de travail pour les artistes, nous découvrons qu’il y a très peu d’endroits en Europe avec une scène artistique aussi riche et diversifiée . Bruxelles pourrait aussi être, avec Berlin, l’une des destinations les plus populaires pour les jeunes artistes. Ce ne sont pas le résultat de la politique du gouvernement, mais la combinaison de plusieurs facteurs: un loyer relativement pas cher, une position centrale en europe et un bon réseau d’organisations et d’initiatives à but non lucratif très actifs. Pour cette exposition, j’ai choisi six jeunes artistes. Seulement deux d’entre eux sont Belges, on à un Croate, un Rwandais, un français et un autre Néerlandais, pour illustrer la diversité des générations à venir.

Formes et anti-formes : artistes exposés: Alighiero Boetti (1940 – 1994), George Brecht (1926-2008), Marcel Broodthaers (1924 à 1976), Stanley Brouwn (1935), David Claerbout (1969 ), Vu Dan Tan (1946-2009), Thierry De Cordier (1954 Renaix, Belgique), Wim Delvoye (1965), Lucio Fontana (1899 à 1968), Michel François (1956), Valérian Goalec (1986, vit et travaille à Bruxelles), Aukje Koks (1977, vit et travaille à Bruxelles et Amsterdam), Joseph Kosuth (1945), Marcel Mariën (1920, Anvers – 1993 Bruxelles), Jan Mast (1980, vit et travaille à Anvers et Bruxelles), Hana Miletic (1982, vit et travaille à Bruxelles), Bruce Nauman (1941), Sonia Niwemahoro (1987, vit et travaille à Bruxelles), Panamarenko (1940), Kato Six (1986, vit et travaille à Bruxelles), Walter Swennen (1946 ), Angel Vergara (1958), Didier Vermeiren (1951), Lawrence Weiner (1942) Franz West (1947 à 2012).

 

 

(1) La VUB (Vrije Universiteit Brussel ) est, depuis 1970, totalement indépendante de l’Université libre de Bruxelles (ULB). Pour cette raison, le nom de la Vrije Universiteit Brussel peut être traduit par Université libre néerlandophone de Bruxelles.

Soyez le premier à commenter

Poster un Commentaire

Votre adresse de messagerie ne sera pas publiée.


*


Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.